•• OPDAT WIJ NIET VERGETEN. ••

contact

Het evacuatieverhaal van Maria Visser-Derksen

Het evacuatieverhaal van Maria Visser-Derksen

Maria Visser-Derksen. Geb: 27-02-1921 te Huissen, Getr: 03-09-1947 te Huissen met Gerrit Visser.

Alarm 2 oktober 1944. 

We hadden alarm gehad en gingen naar de kelder. De Duitsers wilden echter niet hebben dat mijn moeder (Kaatje) de kelder inging want ze wilden eerst zelf de kelder in en dan de overige familie Derksen. Uiteindelijk heeft mijn moeder met de Duitsers overlegd (ze kon goed Duits want ze kwam uit Mülheim ad Ruhr) en wij mochten toch als eerste de kelder in. We zaten niet lang in de kelder of we kregen een voltreffer. Een Duitse soldaat zat op de trap en was zich aan het scheren en een ander was een brief aan het schrijven. Ook zaten er twee Duitse jongens, ja hele jonge jüngskes, in de schuur. Het waren jongens die niet wilden maar toch moesten. Iedere morgen kwamen ze bij ons om naar de wc te gaan en om te ontbijten en *s middags kwamen ze weer tevoorschijn om te eten. Ik kan me die jongens nog goed herinneren, een blonde en een met zwarte krullen. Die jongens zijn ook gesneuveld tijdens het bombardement van ons huis in 1944. Ik heb nog gezien dat ze begraven werden bij ons op het land en later zijn ze opgegraven en herbegraven dat was nadat we van de evacuatie terug kwamen.

De evacuatie.

Ons huis is 2 oktober 1944 gebombardeerd en we zijn de kelder uit gevlucht toen eerst de zandzakken waren weggehaald door Gerrit van Zadelhoff en Gerrit Derksen. We hebben een veilig heenkomen gezocht in de sloot.

Op 2 oktober 1944 zijn we meteen geëvacueerd tezamen met de familie Visser en anderen uit de buurt. Wel weet ik nog dat op 3 oktober het huis van de fam. Meeuwsen bij ons in de Korte Loostraat is getroffen. Nadat we een aantal nachten in de polder hadden doorgebracht zijn we te voet via Arnhem de brug over richting Barneveld getrokken, alleen mijn moeder heeft op de kar gezeten, de rest moest lopen. Toen we op de Arnhemse brug liepen had ik nog twee oude dames aan de arm gehad want die konden bijna niet meer vooruit komen en toen zijn we nog door de Duitsers gefilmd of op de foto gezet. Ik heb later nog wel eens in boeken gekeken om te zien of we er misschien in stonden. In Otterlo kregen we koffie met een broodje. De andere dag zijn we allemaal vertrokken naar Barneveld over de Koningsweg. In Barneveld hebben we eerst een koffietafel gehad. Ondertussen kwam Gerrit van Zadelhoff (de vriend van Gerrit) in Achterveld en die heeft ons meegenomen. Daar zaten ook al Gerrit Willemsen uit de Hoeve met zijn vader en moeder en ook de zuster van mevr. van Zadelhoff. Ze hadden wel netjes voor ons gezorgd. Van daaruit zijn we bij de fam. D.de Gooijer Bielderweg 1 in Terschuur terecht gekomen en daar zijn we gebleven. Bij de fam. van Wieringen heb ik het spinnen geleerd dat had ik direct onder de knie, maar zus Veenhuis lukte dat helemaal niet. Onze Johan die zat bij de fam. Bol ook in Achterveld. Wel heb ik iets vervelends meegemaakt, ik was bij de fam. van Wieringen in Achterveld aan het spinnen, toen er iemand kwam en zei: de Duitsers zijn de paarden aan het vorderen van boer Jacob Veerman. Het was 24 februari 1945. Ik was zo stom om daar te gaan kijken want het zouden hele mooie paarden zijn. Ik zei zal ik eens gaan kijken of dat waar is. Ik stapte op de fiets en ging naar die boerderij en ik kom daar binnenrijden en direct werd ik door de Duitsers gefouilleerd. Ik moest de schoenen uittrekken en de fiets in de bijkeuken neerzetten en ze vroegen wat ik hier moest doen. Toen heb ik maar wat verzonnen en zei: we zijn gebombardeerd en ik ben mijn ouders verloren en ik ben geëvacueerd in Amersfoort en ik heb honger. De vrouw des huizes ging naar de hoekkast en pakte een snee roggebrood en smeerde er wat smout op met suiker. Toen mocht ik gaan van de Duitsers. Ik heb het toen wel erg benauwd gehad bij Veerman toen dat gebeurde. Ik ben toen gegaan en heb een hele tijd rond gefietst want ik dacht als ze mij te pakken krijgen en ze komen erachter dat ik gelogen heb dan zou het wel eens afgelopen kunnen zijn met mij. Wat ik gehoord heb is dat de Duitsers wel boer Jacob Veerman en de dochter Jopie hebben meegenomen en naar wat ik later gehoord heb is dat de dochter wel is teruggekomen maar boer Veerman niet. Met de fam.de Gooijer hebben we nog steeds contact. Twee jaar geleden (2008) zijn ze nog bij ons geweest, en het gekke is dat wij als vrouwen erg veel op elkaar lijken. Dhr. de Gooijer is al overleden.

Wat ook wel aardig is om te vertellen dat boer Woudenberg aan Bernd van Bartray vroeg of hij jonge paarden wilden halen in Jaarsveld. Dat vonden wij wel fijn want dan hadden we wat te doen. We kregen fietsen en wij, An en ik gingen mee, sprongen achter op de fiets bij de jongens. We kwamen in Jaarsveld aan, maar we konden niet meer terug want het was al te laat geworden en we mochten niet meer op straat komen. We hebben daar eerst bij mensen brood gegeten en we hebben daar geslapen, de jongens in de schuur en wij mochten op het stro slapen bovenop de deel. Ik weet wel dat daar erg veel ratten liepen in de schuur. We zijn de volgende dag teruggegaan en we zaten achter op de fiets en zo moesten we de paarden meenemen, wat wel erg moeilijk was. Het was een heel eind en het werd al weer donker en acht uur moesten van de straat af zijn, dus we moesten weer onderdak zoeken. We zagen buiten twee mannen werken en vroegen of ze nergens geen plek wisten. Dat lukte en we mochten met hun mee en daar hebben we het ook hartstikke goed gehad. De paarden werden aan een paal buiten vastgezet. We zijn de volgende dag weer verder gegaan met de paarden maar de paarden moesten geregeld water en voer hebben. We gingen ergens naar binnen, maar toen de mensen hoorden dat wij katholiek waren dan had je ze eens moeten horen. We kregen wel goed te eten, zelfs roomboter op brood, en te drinken evenals de paarden, maar toen we aanstalten maakten om te vertrekken zei de boer dat wij protestant moesten worden. Toen sprak hij de woorden die ik nooit vergeten ben: Ik hoop dat jullie stenen hart verandert in een hart van vlees! We kregen zelfs nog een zak met peren mee voor onderweg. Uiteindelijk kwamen we weer bij de boer thuis met de paarden en die zei: zet de paarden daar maar neer en hij keek er nog eens niet naar ons om. We kregen nog geen boterham o.i.d. aangeboden van die boer, en dat vonden wij vreselijk. Hij bedankte ons nog helemaal niet voor al hetgeen we gedaan hadden. Ja, dat was bij boer Woudenberg! Ik kan me ook nog goed herinneren dat Eef van Vorselen, die in de Korte Loostraat woonde, op de Steeg is omgekomen en die heeft men na de oorlog teruggevonden in de koe-krib. Vanuit ons evacuatieadres zijn Mariet Visser en ik al vroegtijdig teruggekeerd naar Huissen op aandringen van Jan van Kees Berendsen. Er waren bijna nog geen inwoners terug het was een soort spookstadje. We hebben in het Dominicanenklooster gewerkt om eten te verzorgen voor de al teruggekeerde inwoners en daar was Mariet Visser ook bij.

De ring.

Later heeft Gerrit, die aan het werk was bij de mestvaalt, een vinger met een ring eraan gevonden van een van die Duitse soldaten en die heeft hij bij de politie afgegeven. Op een gegeven moment kwam na de oorlog een Duitse vrouw, echtgenote van een dokter en dat was de moeder van een van die soldaten die gesneuveld was, bij ons om die ring op te halen van haar zoon. Gerrit heeft de vrouw naar de politie gestuurd maar daar was de ring niet meer te vinden en de vrouw ging erg teleurgesteld weer terug naar Duitsland.

Huissen: 22-11-2010

Opgemaakt door Hans Hoen te Huissen

Naar het overzicht