Brandweercommandant Vin Siepman 17 september 1944
Op heden werd mij te 11.30 door het wnd. Hoofd Luchtbescherming opdracht gegeven het alarmsignaal met de sirene te geven. Toen ik dit in werking wilde stellen, bleek mij, dat de stroomtoevoer totaal verbroken was. Dit werd door mij gemeld per telefoon aan den Hoofdpost. Inmiddels had ik reeds min dochter en zoon als ordonnance gebruikt met de opdracht zooveel mogelijk brandweerlieden te waarschuwen en zich zoo snel mogelijk naar de brandweerremise te begeven. De telefoon werkte nog en kon ik hiermede dus verschillende leden bereiken. Na nog verschillende opdrachten gegeven te hebben omtrent het bezetten van den telefoonpost te mijnen huize. Heb ik mij naar de brandweerremise begeven, terwijl inmiddels een vreeselijk luchtbombardement was losgebroken, zoodat de brandweerlieden en ordonnancen, welke zich op dit moment op de weg bevonden, dekking moesten zoeken. Steeds meer kwamen de brandweerlieden opdagen, zoodat spoedig het brandweerpersoneel voltallig was. Na korten tijd tijd kwam het bericht van het Looveer, dat dit gebombardeerd was met raketgranaten.
Onmiddellijk zond ik een reeds mij toegewezen ordonnance naar den Hoofdpost om inlichtingen, doch deze kon geen inlichtingen geven. Toen heb ik H.B.W. Bodewes naar het Looveer gezonden om daar te verkennen. Inmiddels zag ik den geneeskundigen dienst naar het Looveer gaan en kwam de door mij uitgezonden brandweerman bij mij terug met de mededeeling, dat er geen brand was, doch dat dringend werd verzocht om brancards. Ik heb toen onmiddellijk vrijwilligers opgeroepen, waarvoor zich als eersten meldden: Tonk Azn. B. Bodewes, C. Neijenhuis, C. Scheepers, G.Th. Derksen. Na nog eenigen tijd gewacht te hebben en ik geen bericht van het Looveer terug kreeg, ondanks mijn opdracht: Zoo spoedig mogelijk bericht terug, zond ik nog twee brandweermannen op onderzoek. Deze troffen halfweg brandweerman C. Neijenhuis (die gewond was en onder vuil bedolven was geweest). Deze bracht mij de mededeling dat na een derde aanval der vliegtuigen een voltreffer gekomen was op de schuilkelder van J. Eerden, waar de brandweerlieden ingevlucht waren voor zoover een plaats te bemachtigen was. Het brandweerlid Derksen had zich achter een boom plat ter aarde gelegd.
Door de voltreffer werden de brandweerlieden, alsmede de buurtbewoners welke in de betreffende schuilkelder zaten, meerendeels gedood of gewond. De brandweerman A. Tonk was zoo zwaar getroffen, dat hij onmiddellijk moet gedood zijn. Brandweerman Scheepers zat beklemd tusschen een ijzeren dekplaat, hout en zand. De geheele kelder moest ledig gemaakt worden alvorens de laatste brandweerman Scheepers bevrijd kon worden. Deze hield zich sterk en bleef, ondanks vreeselijke verwondingen, steeds met ons spreken. Geprezen dient te worden het werk van Dokter Bosmans en de Eerwaarde Zuster Domitiana, waaraan wij als brandweermannen een voorbeeld namen. Daar dergelijk vreeselijke gebeuren nog nooit in ons corps was voorgekomen.
Inmiddels had ik een aantal schoppen enz. in de buurt gevorderd en was met alle beschikbare menschen, na de melding van de geblesseerde Neijenhuis, met trekker, welke ontruimd was evenals de Ford-vrachtwagen gearriveerd. Terwijl eenige brandweermannen politiedienst verrichten om de nieuwsgierige kijkers te weten werden met de beschikbare wagens de gewonden en lijken vervoerd naar de Cremerstichting en het Nood-ziekenhuis. Inmiddels hadden wij nog twee aanvallen te verduren, welke gelukkig niet zoo zwaar waren. Na lijken en gewonden geborgen te hebben, werden wij nog eenmaal opgeroepen voor het vervoer van twee zieken, die nog aan het Looveer waren.
Te 17.30 hadden wij de lekgereden banden weer geplakt en de materiaalwagen, -trekker weer ingepakt, zoodat de spuit weer klaar stond. Voor de veiligheid en om nieuwsgierige kijkers te weren, werd steeds een dubbele post van brandweerlieden aan het Looveer gestationeerd, welke om de drie uur afgelost werd. … Toen werd de nachtwacht betrokken op volle sterkte, aangezien er steeds zeer veel vliegtuigen boven ons bleven cirkelen tot de volgende ochtend 5.30.
Te omstreeks half twaalf wordt het wederom zeer onrustig in de lucht. De flakartillerie schiet van alle kanten op de vliegtuigen, die met boordwapens en raketgranaten vuren. De militaire voertuigen die om het gemeentehuis waren geparkeerd, verscholen voor vliegeraanvallen onder de boomen van het park, zijn weggereden naar het front. Nog slechts een kleine bezetting is, op verschillende plaatsen verspreid, in het stadje achtergebleven. De groote troepen en materiaalformaties bevinden zich in de omgeving van de Zuidelijke en Zuid-Oostelijke grens der gemeente aan de Wetering (Linge).
Ieder vlucht naar zijn kelder waar men zich veilig waant. Langzaam komt het brommend geluid van zware bommenwerpers nader uit de richting Arnhem. De kanonniers van de vierling-flak-batterijen schieten in razende snelheid de projectielen naar de twee aanvliegende formaties, elk van 36 toestellen, die onderling weer in groepen van zes zijn verdeeld. De straten zijn leeg; een enkele nieuwsgierige blijft in een portiek of onder een uitbouw staan, afwachtend wat er zal gebeuren.
Dan volgt plotseling het afwerpen der bommen. In groote trossen komen zij neer, te beginnen in de omgeving van de boerderij “De Steenen Paal” in een baan in de richting Angeren, welke baan over een breedte van plm. 6oo m. en een lengte van ruim 2 km. over de kom der gemeente loopt. …
In de kelders zijn de menschen angstig bijeengekropen en wachten met angstige harten op het einde van het vreeselijke bombardement. Door de geweldige explosies worden zij doorêen geschud en omhoog gedrukt. De keldermuren schudden en scheuren. Adembenemende luchtstroomen storten zich in de schuilplaatsen, waardoor de deuren met geweldige kracht worden toegesmeten. Een vreeselijk gehuil, dat in een donderend geraas aanzwelt, kondigt weet het vallen van een bom aan. Ruiten vliegen aan splinters, muren storten in, de vloeren en plafonds worden ontwricht. Huizen storten in, kelders begeven het. Dan is het motorgeronk der vliegtuigen nog slechts nauwelijks te hooren. Het bombardement is ten einde. Huissen is gehuld in vlammen en rook. Huizen zijn ingestort. Diepe trechters verraden de plaatsen, waar de bommen tot ontploffing kwamen. Het is niets dan ruïnes, puin en rook, vermengd met het gekerm en gekreun van hen, die in de ingestorte kelders beklemd zitten. Alle diensten van de Luchtbeschermingsdienst en brandweer zijn gealarmeerd en spoeden zich nar de vele plaatsen des onheils. Men weet nog niets van het getal der slachtoffers. Langzamerhand komen de berichten over dooden en zwaargewonden op de commandoposten binnen. De stad verkeert in een groote paniekstemming. De burgers vluchten, in hun haast alles meenemend, wat hun nog dierbaar is, naar de Uiterwaardenpolder, hun hoofden omhangen met witte doeken.
…Een viertal bommen zijn neergekomen in de Weverstraat. Het achterhuis van het pand Langestraat D73, dat in de Weverstraat uitkomt, is in een ruïne veranderd, doordat een bom zich in de kelder heeft geboord. Daarin bevinden zich 8 leden van de familie Berendsen. Zij kunnen niet worden bevrijd en men vermoedt, dat ze allen om het leven gekomen zijn. Het pand Weverstraat D115 is als een kaartenhuis ineengestort. De beide echtgenooten, die dekking hebben gezocht onder de tafel in de woonkamer, kunnen heelhuids worden bevrijd. … Het pand Langestraat D69 heeft een voltreffer gekregen, waardoor de kelder zoodanig is ingestort met gewapende betonplaat, dat het onmogelijk is daar in door te dringen. Er bevinden zich in den kelder een vijftal personen t.w. van de families Wisseling en Abeling die allen om het leven zullen zijn gekomen….Op het middengedeelte van het blok huizen, omsloten door de Kortekerkstraat en Vicariestraat is een bom geëxplodeerd. Ook daar zullen enkele slachtoffers gevallen zijn. .. Een gedeelte van de Cremerstichting is in de verwoesting meegesleurd. Uit dien kelder kunnen de brandweerlieden nog slechts drie levens redden, terwijl de overigen, waarschijnlijk een achttiental, zijn omgekomen.
De jeugdgebouwen zijn zwaar door bommen getroffen. In den kelder daarvan hebben velen, waaronder geëvacueerden uit Elden, een schuilplaats gezocht. Blijkens een melding aan de Commandopost Luchtbescherming zijn er verschillende slachtoffers, terwijl voorts wordt medegedeeld, dat een man, zekere Goossens uit Elden afkomstig, bekneld zit onder een verwarmingsketel, die door de bomontploffing opzij is geduwd. Terstond begeeft de Brandweercommandant zich met den Brandweerman W. Roelofs naar den kelder. Eerst trachten zij door middel van zware hefboomen den ketel te lichten, terwijl het vuur steeds nader komt en de temperatuur in den kelder stijgt. Het gelukt hen evenwel niet den ketel te verschuiven, terwijl het slachtoffer bid en smeekt om hem dan de voet af te hakken. De Commandant gaat dan erst naar buiten om te zien of er nog tijd is om den ketel te verplaatsen, maar het vuur is reeds zoo kort genaderd, dat er geen andere mogelijkheid overblijft dan de voet af te hakken. Hij begeeft zich maar een passeerende Duitschen wagen om zich een bijl te halen, waarmede den brandweerman Roelofs de voet afhakt. De gewonde wordt naar boven gebracht en voorzien van een knevelverband, waarna hij vervoerd wordt naar de Cremerstichting, waar inmiddels de groep, welke gewonden naar Arnhem gebracht heeft is teruggekomen. Twee kinderen van het slachtoffer zijn gedood en liggen onder het puin bedolven, doch kunnen niet bevrijd worden.
Bij de kelders waar men de meeste slachtoffers waant en die het best te bevrijden zijn, hebben zich moedige mannen in de aardtrechters laten zakken, gedreven door het angstige gekerm der bedolvenen, die nog onzichtbaar zijn. Het reddingswerk wordt zeer bemoeilijkt door het neerstortende puin en zand. Uit kelder na kelder worden gewonden en dooden tevoorschijn gehaald, besmeurd met zand en bloed terwijl de granaten over het zwaar getroffen stadje vliegen.
Vanuit de Cremerstichting worden in den namiddag alle gewonden naar het centrale noodhospitaal in het Dominicanenklooster overgebracht .. terwijl de dooden naar een lokaal in de zwaargetroffen voormalige openbare school lagere school vervoerd worden, in afwachting van de identificatie.. Met handkarren, kruiwagens en fietsen zijn honderden inwoners gevlucht uit de doodenstad. De meesten trachten naar veiliger oorden te komen en begeven zich naar Arnhem, terwijl onderweg de vliegtuigen blijven cirkelen. Velen ook blijven in den Uiterwaardenpolder temidden van het granaatvuur.
In de volgende dagen worden de lijken der slachtoffers door den Groepscommandant der Marechaussee en den ambtenaar Derksen met behulp der Brandweerlieden, een lid van den verbindingsdienst Luchtbeschermingsdienst en gebleven leden der Blokploegen, meestal onder artillerievuur, geïdentificeerd. Alle R.K. slachtoffers worden in één massagraf op het R.K. Kerkhof van Huissen-Stad ter aarde besteld. De Ned. Herv. Slachtoffers worden op het Ned. Herv. Kerkhof begraven.