•• OPDAT WIJ NIET VERGETEN. ••

contact

En toch konden de kersen weer worden geplukt

Dinsdag 19 september 1944 stortte bij de luchtlandingen een Geallieerd vliegtuig, een Mustang neer, in Kamervoort. Nu staat daar rozenkwekerij ‘De Mustang”, genoemd naar het daar neergestorte vliegtuig. De piloot wist te ontkomen. De Duitsers hebben hem ondanks een felle klopjacht niet kunnen vinden. Hij kon via de ondergrondse aan een vervalst persoonsbewijs komen, waarin hij een ‘doofstomme uit St. Michielsgestel’ werd genoemd. Tot die luchtlandingen in september 1944 hebben wij nauwelijks iets van de oorlog gemerkt. Alles was op de bon. ‘s Avonds was het aardedonker want ‘het kleinste reetje moest verduisterd worden’. Toen kwamen die vreselijke bombardementen en granaatinslagen op het Looveer, in de Langestraat en Huissen-Zand. Dag en nacht waren we in touw om zoveel en zo goed mogelijk, mensen te helpen en de doden en gewonden naar de Cremerstichting en later naar hot Patersklooster te brengen, die als noodziekenhuis waren ingericht. Beelden van rokend puin, dode en ver­minkte mensen en dieren, afgerukte ledematen staan in je geheugen gegrift; die vergeet je nooit meer. Ik moet erbij zeggen, dat ook de Duitsers ons hebben geholpen met het transport van de doden en gewonden. Mijn meisje was in die dagen een soort oorlogs-hulpverpleegster. Zij vertelde: ‘Een van de zwaargewonden was de Huissense Pastoor Van Wijk. Er was een bom gevallen op de kelder waar hij was ondergebracht, en hij was er vreselijk aan toe. ‘Ik heb heel voorzichtig het vuil en bloed wat van zijn gezicht gewassen. Maar hij zei steeds: ‘Hoeft niet, hoeft niet.’ De volgende dag is hij gestorven.

 Veerpont

Op zaterdagmorgen 9 oktober zijn we op pad gegaan met onbekende bestem­ming. Vooral mijn zuster die in verwachting was, was liever gebleven, maar de toestand werd te gevaarlijk. Ook de Duitsers hebben erop aangedrongen dat we vertrokken. Ja, daar gingen we. Langs de gebombardeerde huizen, langs de dijken, langs de kerken die in puin lagen, rijen mensen op karren, transportfietsen met kisten erop, kruiwagens, allemaal op de vlucht, richting Pannerdense pont. Een beeld dat ik nooit meer zal vergeten. Mijn buurman had zo'n ouderwetse wagen bij zich met vet-assen. Een familie uit Gendt ging onder die wagen zitten om zich tegen de granaatinslag te beschermen. Ja, zo dacht je in die tijd. Als ik maar onder die kar kruip, kan mij niets gebeuren. Het regende dat het goot. De moeder riep tegen haar zoontje: ‘Kom er toch onderuit. Je wordt zo vies van die karsmeer!’ want hij zat met z’n rug tegen die vet-assen. ‘Ja maar moeke, ik word anders zo kletsnat’, riep het jongetje. Het was het laatste wat het menneke gezeit het. Op dat moment was er een granaatinslag; hij was op slag dood. Wij moesten verder richting Doornenburg, sliepen ergens onderweg en kregen eten en drinken. Maar uiteindelijk konden ook wij onder levensgevaarlijke omstandigheden met de pont mee. Er was ook een familie bij uit Angeren die een kruideniersbedrijfje had en met een kruidenierswagen op pad was gegaan. Toen kwam er op de Pannerdensedijk een granaatinslag; de hele familie met alle kruideniersspullen rolde de dijk af: Een dode en een zwaargewonde. Er was ook een broer van de kruideniersvrouw bij, een dominee uit Aerdt. Hij overleefde het, maar kon niets anders doen dan maar hulpeloos toekijken, naar wat er met zijn familie gebeurde. Vreselijk. Ik kwam hem later nog eens tegen en hij vertelde dat deze familie na de oorlog het kruideniersbedrijf weer heeft opgebouwd. Na veel omzwervingen kwamen we uiteindelijk na negen dagen in Didam aan, met in totaal 18 mensen. Daarbij waren twee vrouwen die in verwachting waren. In Didam hebben we de eerste nacht in een kippenschuur geslapen. Vandaar verder, richting Doetinchem. We sliepen vaak op stro. Soms konden we een paar dagen blijven. Soms werd de deur voor onze neus dichtgesmeten. Soms konden we de boer meehelpen met bieten rooien, appels plukken enzovoort. We waren tenslotte goedkope krachten, maar vonden dat prima. Uiteindelijk gingen we ook daar weer weg. In Doetinchem zijn we 13 dagen gebleven.

Weerzien - Zieuwent

Uiteindelijk zijn we op 24 oktober in Zieuwent terecht gekomen Daar werden we over verschillende boerderijen verspreid. Op een van die boerderijen is de baby van mijn zuster geboren.

Intussen hadden we bericht gekregen over mijn meisje en haar familie die in Bilthoven terecht waren gekomen. Zij wisten ook via via waar wij waren. Ik ben haar met nog een paar andere mannen op een paard en wagen tegemoet gereden. In Vorden zagen we elkaar weer. Wat een weerzien! Met z’n allen reden we toen naar Zieuwent. Van de mensen die ons onderweg zagen, kregen we brood en koffie. Mijn verloofde was bleek en mager; wij zagen er goed uit.

De bevrijding van Zieuwent/Ruurlo/Lichtenvoorde was op 31 maart 1945, paaszaterdag. Ik kreeg nog een andere baan. Ik moest b.v. Nederlanders die uit Duitsland terugkwamen, opgevangen en ontsmetten. Ik zag ook hoe de ondergrondse na de bevrijding met de zgn. ‘brood-N.S.B.-ers’, meestal kleine zandboertjes, omging. Dat was vreselijk om te zien.

Trouwen

Op Hemelvaartsdag 10 mei 1945 zijn we met de terugtocht naar huis begonnen. Dat ging per fiets en per roeiboot. In Huissen, waar we doorheen kwamen, was nog haast niemand teruggekeerd. Boer Willemsen. Hebben we daar als eerste ontmoet. Dat was een weerzien. ‘Wat doe jij hier nou?’ zeiden we maar tegen elkaar. En: ‘Nou hetzelfde als wat jij hier doet!’. Begin juli op een zondag, kwamen we in Angeren aan. In zo’n tijd is de overlevingsdrang van een mens groot. Dat kan je nu in 1995 ook bij vluchtelingen merken. Je wilt graag dat het leven zo gauw mogelijk weer op gang komt. Er konden kersen geplukt worden, en in Lent konden we aan aardappelen en melk komen. We konden we ook al weer gauw aardappelen poten. Vetes van voor de evacuatie waren ineens opgelost. Men omhelsde elkaar in tranen en van vreugde, omdat men het had overleefd. Helaas stierven mensen aan cholera en tyfus. Cholera hadden de mensen in de kampen opgelopen. Pompen en waterputten waren nog niet gezuiverd. Ook kwamen mensen om na de oorlog doordat ze op een mijn of een boobytrap terechtkwamen. We trouwden in een danstent, want de kerk was nog niet bruikbaar. We hadden wat meubels en linnengoed kunnen krijgen als eenvoudige start. Er was verder nog niets te koop. De kleinste behuizing was welkom.

De Betuwe weer in bloei; er werden weer kersen geplukt. Met moed en hoop werd het leven weer opgepakt.

Een inwoner uit Angeren


Dorpszaal en noodkerk in 1945. De zaal van Puplichuizen

Bron:uit “Bevrijdingsbloesem” door Cissie Plattel-Berben

Naar het overzicht