•• OPDAT WIJ NIET VERGETEN. ••

contact

Evacuatieverhaal van Toos Balk

Mevr. C.M. (Toos) Balk geb: 11-04-1934 te Doornenburg
Scherpe Hoek 17
6686 DC Doornenburg.

Wim Balk geb: 23-01-1942 te Doornenburg.
St.Maartenstraat 20
6686 BR Doornenburg

Evacuatieverhaal okt.1944-juni 1945        

Bewerkt door:H.Hoen-Huissen

09-02-2011

Evacuatie richting Angeren.

Wij zaten vele weken in de schuilkelder, en mijn moeder kookte daar tussendoor als het rustig was om ons heen. Ook moesten de varkens en konijnen verzorgd worden. Op een gegeven moment in oktober 1944 moesten we evacueren en we gingen richting Angeren. We kwamen bij Detje Hermsen, die hadden een kruidenierswinkel. Gelukkig was mijn vader thuis, hij werkte in Duitsland in de bouw maar hij had een ongelukje gehad en was met zijn voet onder een lorrie terecht gekomen. Zowel in Doornenburg als Angeren waren de bommen gevallen en hadden al diverse slachtoffers gemaakt. Zowel ouderen als kinderen. De fam.Peren en Peters en ook moeder van Bolderen met haar dochters waren omgekomen. Dat gebeurde vooraan in de Rijnstraat en op de Pannerdenseweg verloor mevr. Homma en haar zoon het leven.

In Angeren zijn we een tijdje gebleven en om aan voedsel te komen ging vader, als het rustig was, de polder in om vlees van de gedode koeien af te halen. Mijn moeder deed dat vlees in wekflessen, en die wekflessen gingen dan in de kinderwagen waarin mijn zus Annie lag.

Toen bij de Karbrug  de gevechten slimmer werden moesten wij weg uit Angeren. Mijn vader had een kruiwagen volgeladen thuis maar doordat hij zo*n last had van zijn voet moest hij de kruiwagen al snel laten staan. De drie oudste kinderen kregen een sloop met kleren en die werd op de rug gebonden, maar dat ging niet goed en al spoedig hadden we alleen nog de kleren die we aan hadden. Tegen de avond  vertrokken we over de dijk richting de Boerenhoek in Angeren en kwamen onder vuur te liggen. We doken achter de dijk, gelukkig bleef de kinderwagen met Annie erin ongedeerd op de dijk. In de Boerenhoek zijn toen wel enkele slachtoffers gevallen. We kwamen weer langs de Waay in Doornenburg, waar ons huis stond. Mijn vader had het varken en de kippen losgelaten toen we naar Angeren vertrokken en die liepen rondom het huis. Inmiddels hadden de Duitsers bezit genomen van ons huis.

Roswaard-Zevenaar.

We liepen verder richting de Roswaard daar lag een platte schuit waarmee we overgezet werden. Inmiddels was het al donker en de familie van vader waren we al kwijt.  In Pannerden hebben we geslapen in een boerenschuur en daar waren nog meer evacues. Daarna zijn we vertrokken richting Zevenaar en daar kwamen we bij de familie Fulkes die mijn vader kende want die man werkte ook in Duitsland.  Mijn tante Annie uit Elst (Gld) verloor daar haar dochter en zij werd een tijdje blind door de onverwachte luchtdruk.

Angerlo-Doesburg.

Vanuit Zevenaar zijn we weer te voet vertrokken richting Angerlo. Toen we daar een paar dagen waren geweest zijn we verder getrokken richting Doesburg. We kregen daar hulp van het Rode Kruis en daar werden wagens gevorderd voor de vluchtelingen. Mijn moeder kon niet op die wagens omdat zij de kinderwagen bij zich had. Inmiddels had mijn vader een fiets geregeld via de familie Fulkes. Via Doetinchem zijn we richting Brummen gegaan.

Brummen-Ede.

In een lange stoet vertrokken we naar Brummen en kwamen in een school terecht. Het was herfst en er lag veel blad op de weg. Mijn moeder had een jong hondje opgelept die was van mijn broer Gert. Gert heeft dat hondje al die tijd onder zijn jas gehouden. Op een gegeven moment is dat hondje los geraakt en ging naar andere honden die daar losliepen en weg was hij en nooit meer terug gezien. Uiteindelijk moesten we Brummen weer verlaten en daar hadden we veel verdriet over, dat ben ik nooit vergeten. Ik weet nog wel dat we in Brummen koolsoep aten. Toen naar Ede, onderweg beukenootjes eten, het was voor ons kinderen een spannende tijd. Mijn vader ging de boeren af om voor ons eten te vragen, hij kreeg in de meeste gevallen altijd wat mee, maar het was wel angstig als de stoet vluchtelingen beschoten werd ondanks de witte lakens met een rood kruis die over de wagens hingen. In Ede kwamen we in een kerk en sliepen daar op stro. Hier hadden al meerdere vluchtelingen geslapen. We hadden ondertussen flink wat last van luizen opgelopen. We kregen van een vrouw, die daar nog wel wat te vertellen had, emaille bekers om uit te drinken. Ook hebben we daar met die vrouw een razzia meegemaakt bij haar thuis. In het huis zaten onderduikers en als de razzia er aankwam dan ging de mat omhoog die op de vloer lag en het luik werd geopend en de mannen kropen zo onder de houten vloer en verborgen zich. De stoelen werden weer op de plaats gezet en de Duitsers vonden de mannen niet. Wel zagen we dat er mannen werden weggevoerd.  In de kerk kregen we stamppot van wortelen met aardappelschillen en de tanden knarsten van het zand wat er in de stamppot zat. De aardappelen waren voor de Duitsers.

Scherpenzeel-Utrecht-Jutphaas.

Vanuit Ede gingen we naar Scherpenzeel en werden weer in een kerk ondergebracht en daar kregen we een luizen behandeling. We hadden geen schone kleren bij ons. Wat we daar gegeten hebben dat ben ik vergeten. Vanuit Scherpenzeel ging de tocht naar Utrecht. Wij kwamen met de familie van Grunningen en Bosman uit Huissen in november aan in Jutphaas. Ook gingen er nog mensen verderop. Toen we aankwamen in Jutphaas kregen we rode kool en we werden later verdeeld over verschillende adressen. Mijn moeder kwam met de drie kleintjes bij Jo en Driek  van Kippersluis. Ernaast woonde een oude man Wim, een broer van de moeder van Jo, en Emma een zus van Jo was daar huishoudster.

Wim was een broer van de vader van Jo, dat was geen lieve man en ik heb dikwijls horen zeggen dat Ma en de kinderen weg moesten daar. Jo en Driek zijn 4 oktober 1944 getrouwd en zij waren nu de baas op de boerderij en dat was een geluk., zij waren geweldig. Mijn moeder hielp in huis en de kinderen hadden op de boerderij hun vertier. Driek maakte ook kaas, er was werk genoeg. De vader van Driek is in de tijd dat wij er waren overleden. Wij waren veel bij mijn moeder want bij ome Wim en tante Emma was het niet zo leuk. Pa hielp daar ook op de boerderij. We sliepen naast de koeien en dat vonden wij niet zo erg. Het was ook nog eens lekker warm. Koken deed ze voor ons drie kinderen niet, wij moesten tussen de middag bij de familie de Jong gaan eten. Ze hadden daar een jongen en een meisje maar daar hadden we niets aan want die waren nogal uit de hoogte. De vader was bij de NSB en ik weet nog wel dat er ook van die hoge Duitsers aan tafel zaten. Spelen deden we veel bij de familie van Wijk daar waren kinderen van onze leeftijd en dat waren lieve mensen. Bij die familie ad Nedereindseweg zaten ook de familie van Grunningen uit Huissen, wel waren die gesplitst. Ook bij Goof Beemer (getr. met Riek v.Wiggen) zaten ze van van Grunningen want die woonden ernaast. De oudere jongens en meisjes hielpen allemaal op de boerderijen.  Bij van Wijk hadden ze een groot gezin. Onze Gert en Jan speelden met de oudste jongens en ik met Ans en Mies van Grunningen.

Kleren.

Hoe wij aan kleren kwamen weet ik niet maar onze Ma zat wel altijd te naaien. Van de oorlog hebben we eigenlijk niet veel meegemaakt, wel kwamen er regelmatig veel vliegtuigen over en er zaten veel Duitsers bij Jo en Driek. Bij ons zaten in het koetshuis Poolse gevangen soldaten. Ik weet nog goed dat de koets naar buiten moest en hun erin, wat was die Wim kwaad. Ook bij hun zaten van die hoge Pieten in de pronkkamer waar niemand in mocht. Ook mocht je *savonds niet meer op straat komen. Ik weet nog wel dat ik een wit vest kreeg wat gebreid was van schapewol. Mevr.van Wijk had er bloemetjes op geborduurd in rood wit blauw en oranje kleur. Ik mocht dat vest niet aan van tante Em waarom weet ik niet. Ook was het daar de gewoonte dat alle katholieke meisjes oorbellen droegen. Op een gegeven moment kreeg ik een aantal kapotte sieraden en een stuk spek mee en moest naar IJsselsteijn lopen naar een goudsmit. Daar kreeg ik gaatjes in de oren en ik kreeg eikeltjes oorbellen Het waren hele mooie. Ik moest me wassen van Em en de oorbel ging eruit. Omdat de oorbellen er pas in zaten kon ik de gaatjes niet meer vinden en toen heb ik ze er helemaal scheef weer ingestoken in een nieuw gaatje.

Kind geboren.

We gingen ook naar de kerk dat aan het kanaal lag. We kregen een beschieting en toen sprongen er mensen zo in het kanaal. Op 3 april 1945 is nog een broertje van ons, Jo, geboren en ik dacht dat moeder in een school lag tijdens de bevalling. Mijn broertje is kort daarna overleden. Ik zie het nog in een kistje liggen. Het kind was erg groot maar van de begrafenis weet ik niets meer. Wat moet het verschrikkelijk zijn geweest voor mijn moeder om de hele weg van Doornenburg naar Jutphaas te lopen terwijl ze in verwachting was en dan gebeurd zoiets. Misschien kwam het eigenlijk wel goed uit want bij de mensen waar wij zaten, die getrouwd waren op 4 oktober 1944 en die ook niets hadden, daar kon eigenlijk niemand meer bij.

Goede verzorging.

Al met al hebben we het goed gehad vooral bij Jo en Driek. We hebben ook altijd contact gehouden. We zijn pas laat, in juni, naar Doornenburg  teruggekeerd. We konden niet eerder de Veluwe over. Jo en Driek hadden mijn vader beloofd dat hij een jong varken op kon halen als we thuis zouden zijn. Er werd een kist in elkaar getimmerd en op de fiets ging mijn vader met de kist naar Jutphaas. Na enkele dagen kwam mijn vader terug uit Jutphaas met het varken, die kon thuis gemest worden, dan hadden we er in de winter toch nog vlees van.

Thuis in Doornenburg.

We hadden niets meer toen we thuis kwamen. Van de kelder had men een schuilkelder gemaakt overal hadden ze grond tegenaan gewerkt. Er had een gaarkeuken in gezeten. Omdat wij zo laat terug waren kon er op het land niet veel meer gedaan worden. Het huis moest eerst bewoonbaar gemaakt worden. Ome Henk en tante Anna  waren al eerder in het huis wezen kijken voordat wij thuis kwamen, toen stonden er nog stoelen en een tafel maar toen wij terug kwamen was alles verdwenen. Toen wij ergens in de buurt kwamen zagen dat daar het meubilair stond en ook de matten uit ons huis. Mijn moeder kon niets zeggen ze had geen bewijzen. Wat moet dat erg zijn geweest voor mijn vader en moeder, zij hadden niets meer.

Ik weet nog wel dat het een gevecht is geweest over de naaimachine van ons die in de school stond. Als er niets bij stond dan kon je het meenemen maar moeder kreeg het niet mee.terwijl ze wist dat het van haar was. Grootvader, Jan Ederveen, had het dekseltje en sleuteltje van het spoelbakje daar mee naartoe genomen en het sleuteltje paste precies en toen gaven ze het mee. Diegene die strand was kreeg het meeste mee en de rest moest maar vechten om wat te bemachtigen.

Na de bevrijding zijn er bij ons nog vier kinderen geboren: Jo, Mientje, Tonnie, en Dienie. Mijn moeder is op 9 augustus 1953 overleden. Ze kon moeilijk afscheid nemen want ze wilde perse Driek spreken en dat is toen gebeurd, daarna is ze overleden. Mijn vader is op 16 oktober1969 overleden. Hij heeft ook een zwaar leven gehad.

Contacten met Jutphaas.

Toen mijn man Harrie nog auto reed zijn we regelmatig op bezoek gegaan in Jutphaas ook onze kinderen gingen mee. We gingen naar de feestjes maar later ook naar de begrafenissen in Jutphaas. Vlak nadat Jo en Driek van Kippersluis 50 jaar getrouwd waren geweest is Jo overleden.

Met mijn broer Gert en zijn vrouw Nellie zijn we ook nog vaak naar Jutphaas geweest. Het laatst was het toen Driek 85 jaar werd. Mijn broer Gert was toen ook al zo ziek dat hij geen auto meer kon rijden toen heeft zijn zoon gereden. Gert is begin januari 2010 overleden.

Ziek.

Mijn man Harrie heeft zestien jaar geleden een hersenbloeding gekregen en is toen in het verpleegtehuis in Bemmel terecht gekomen. Hij heeft daarna nog verschillende keren een herseninfarct gehad en is op 9 oktober 1999 overleden.

Mijn broer Jan is al zestien jaar geleden overleden, hij wist ook nog veel te vertellen en mijn andere broers en zuster waren toen zo jong dat ze zich niets kunnen herinneren van de evacuatie periode. Mijn broer Gert is nooit over het verlies van het hondje gekomen en ikzelf vind het nog steeds erg dat kindje in het kistje te zien liggen en dat ik niet bij de begrafenis ben geweest.

 

Opgemaakt te Doornenburg,

9 februari 2011

Hans Hoen

Toos Janssen-Balk

Wim Balk

Naar het overzicht