Hans Kürten,
116. Panzer Division, Boerderij Elderhof.
Nadat hij aan het oostfront in Rusland gewond is geraakt en nog nauwelijks daarvan hersteld is, wordt Kürten naar het westfront gestuurd. Zijn eenheid blijkt dan al vanuit Normandië op de terugtocht te zijn. Via Aachen komen ze Nederland binnen en de jonge Wehrmachtsoldaat wordt in de richting van Arnhem gestuurd, waar zojuist de slag om Arnhem gewoed heeft. In de boerderij Elderhof in Elden wordt op 1 oktober 1944 een commandopost ingericht. In de avond van 3 oktober komt de chef van zijn compagnie en verklaart de manschappen dat de volgende ochtend, op 4 oktober om zeven uur, een aanval over de spoordijk gedaan zal worden. De opdracht is om de in Driel achtergebleven geallieerde soldaten uit de weg te ruimen. De aanval zou met een artillerieondersteuning van 3 minuten plaatsvinden. De mannen bereiden zich in een boerderij vlak onder de spoordijk voor. Kürten heeft een naar voorgevoel: “We hebben toen allemaal gezegd dat zoiets grote onzin is. Het zou voor ons een hemelvaartscommando zijn. Tot onze grote ellende was het ook nog zo, dat naar mijn mening, de tijd van de artillerieondersteuning veel te kort was: drie minuten is niets! Bovendien waren we met te weinig schutters en het ergste was: de artillerie schoot te ver, d.w.z. ze troffen niet de Engelsen, maar schoten over hen heen! Dat merkten we echter pas, toen we over de spoordijk kwamen!”. Bij de aanval verliest Kürten zijn beste kameraad, waarmee hij al in opleiding was geweest en in Rusland en Frankrijk had gevochten. Ook zijn onderofficier valt naast hem neer. Beide soldaten zijn met een gericht hoofdschot om het leven gekomen. Ontsteld blijft hij tussen de rails liggen en doet alsof hij dood is. Hij durft zich niet te bewegen omdat hij weet dat er scherpschutters aan de slag zijn, maar hij kan daar ook niet eindeloos blijven liggen. Zodra het rustig wordt, laat hij zich aan de Eldense kant van de spoordijk naar beneden glijden. Hij probeert nog zijn kameraad Johann Findeis mee te trekken, wat niet lukt. Hij neemt het zichzelf zijn hele leven kwalijk. In 1945 wordt het veldgraf aan de spoordijk gevonden. Het lichaam wordt overgebracht naar de Duitse soldatenbegraafplaats in Ysselsteyn (NB). Eenmaal terug in boerderij Elderhof krijgen de paar overgebleven mannen te horen dat ze diezelfde avond wederom een aanval op Driel moeten uitvoeren. Dit keer lukt het om de spoordijk over te steken en Kürten trekt samen met twintig kameraden op richting de Achterstraat, waar Kürten met kameraad Pümpel stelling achter een boom betrekt bij huisnummer 5. ’s Morgens hebben de Britten gemerkt dat de Duitsers hen in de rug liggen en ze proberen zich terug te trekken. Zes Britten lopen niets vermoedend langs het machinegeweer van Pümpel en Kürten, maar ze schieten niet. Kürten verhindert dat zijn kameraad schiet, door zijn arm vast te houden en hem toe te bijten: “Niet schieten!”. De Britten nemen stelling in het huis ernaast op nummer 3. In het ene huis zitten nu de Britten en in het andere huis de Duitsers en geen van tweeën durft iets te ondernemen. Dat gaat zo tot ver in de avond; er wordt wat over en weer geschoten, totdat de munitie bij de Duitsers op raakt. Feldwebel Tipke geeft orders, zich terug te trekken. Door sloten heen vluchten ze terug richting de Drielse dijk, waar ze in de struiken bij de boerderij op nummer 113 terecht komen. Ze krijgen te maken met een urendurende artillerieaanval, waarbij kameraad Pümpel door een voltreffer van een granaat sneuvelt. Hij wordt na de oorlog in een graf met zes andere kameraden bij Driel teruggevonden. Kürten, die diens 2e schutter is, heeft zijn hoofd tussen de munitiekisten gestopt en weet de aanval te overleven. Wel is hij zwaar gewond aan zijn voet en lopen kan hij niet meer. Kruipend door boomgaarden weet hij een kleine boerderij met nummer 115 direct aan de spoordijk te bereiken, waar hij door kameraden opgevangen wordt. Aan de spoordijk staat een Panzerspähwagen en de kameraden proberen Kürten via een trappetje aan de dijk ernaartoe te dragen. Op datzelfde moment volgt er weer een aanval. De kameraden laten Kürten vallen en vluchten de boerderij binnen. Kürten, nu ook gewond aan zijn hand, weet dat hij iets moet doen. Hij kruipt de trap omhoog en weet de wagen te bereiken. Ze tillen hem erop en hij verliest onmiddellijk zijn bewustzijn. Hij overleeft de oorlog. Ieder jaar verblijft hij een aantal weken in een ziekenhuis vanwege zijn verwondingen en een ziekte die hij in Rusland heeft opgelopen. Op 49-jarige leeftijd wordt hij medisch afgekeurd en verliest zijn baan. Hij gaat de politiek in en heeft daarom ook een speciale boodschap aan de jeugd: “Ik hoop dat de jeugd zo slim is en zich niet gek laat maken door de extremisten, maakt niet uit of ze van links of rechts komen. Mijn grondregel is altijd: aan hun daden moet je ze herkennen en niet aan de praatjes die ze laten horen. Zo is dat!”.
Na een zware winter in 2010, waarin ook de artsen dachten dat zijn laatste uurtje geslagen had, weet de sterke veteraan toch weer langzaam op te krabbelen. Zijn grootste wens voor dat voorjaar is, zodra hij weer kan, het graf van zijn kameraden in Ysselsteyn te bezoeken. En zo staat hij met een kleine delegatie in het prille voorjaarszonnetje van 2011, na 66 jaar, voor het eerst aan het graf van zijn kameraden Findeis en Pümpel, die het “Himmelfahrts-kommando” van 4 oktober niet overleefd hebben.
Ingrid Maan schreef een boek over de levensverhalen van de Duitse veteranen, waarin het verhaal van Hans Kurten ook in voorkomt, die zij interviewde. Aan de orde komen jeugdtijd, dienstoproep, inzet aan oost- en westfront, krijgsgevangenschap, terugkeer naar huis. Hoe kijken zij als oude mannen terug op deze beladen tijd uit de Duitse geschiedenis? Wat heeft de oorlog met hun leven gedaan? Hoe gaan hun kinderen ermee om?
Wilt u meer weten of een rondleiding vanuit Duits perspectief boeken. Kijk dan eens op de website van Ingrid Maan: www.dng40-45.nl
Naar het overzicht