•• OPDAT WIJ NIET VERGETEN. ••

contact

Geert Janssen

Het verhaal van Geert Janssen(Droogstal)

Geert Janssen, geb: 02-01-1922 te Huissen

Wie waren je ouders, en wanneer ben je geboren.

Ik ben geboren in de Hoeve F17 op 2 januari 1922, en mijn vader was Toon Janssen een zoon van Gradus Janssen van ‘t Vonder, mijn vader was tuinder, mijn moeder was een dochter van: Jan Derksen en Marie Flintrop.

16-17 september 1944

Zaterdag 16 september 1944 was een hele hectische toestand in Huissen. Burgemeester Dony had Huissen verlaten met wat ik dacht de papieren van de burgerlijke stand. Hendrik Siepman, de architect, was loco burgemeester. Wij waren bang dat we opgepikt zouden worden. Thuis in de Hoeve zijn we met een paar jongens het veld ingegaan. Later in de middag zijn we weer terug gegaan en zijn dwars over de landerijen heen gelopen. Toen kwam de vriend van mijn zuster, Gerrit Aaldering uit Groessen, naar ons toe om mijn zuster Marietje op te halen om de verjaardag te vieren van haar latere schoonvader want die was op 17 september jarig. Gerrit zei toen: als je naar Groessen wil dan moet je nu over het Looveer gaan want vanavond zal het wel niet meer lukken. Ik vroeg aan Gerrit wat er aan de hand was en hij zei: het stikt van de moffen aan het Looveer, en allemaal SS'ers.

Ik heb het aan vader en moeke gevraagd of we weg mochten en dat was goed. Marietje, mijn zuster, werkte toen bij Piet Lamers in de winkel en vooral ook zaterdags in de huishouding en die is toen op zondagmorgen 17 september nog het Looveer over gegaan richting Groessen. Toen ze eenmaal aan de overkant waren en in een droge sloot bij Peters van de bult waren gesprongen kwamen de bommen al en werd het Looveer gebombardeerd.

Toen dat bombardement afgelopen was zijn ze vlug naar Groessen gegaan. Ik ben toen samen met mijn zuster zo’n 5 weken bij mijn latere schoonouders gebleven.

Zandse kerk.

Iedere dag klom ik naar boven in het huis in Groessen en keek door een klein luikje richting de Zandse kerk. Op een zeker moment in oktober was de toren van de kerk uit het zicht verdwenen. Op de laatste zaterdag na de 5 weken dat ik in Groessen was kwamen mijn ouders en de familie Toon Witjes uit de Hoeve naar Groessen.

Zij zijn vanaf de Hoeve met een kruiwagen met dekens en spullen erop richting Angeren getrokken. De Hoeve lag onder grondvuur en dat kwam vanaf Bemmel, want daar lagen de geallieerden al. In Angeren hebben ze nog 4 weken lang in Kamervoort bij de familie Eeuwes gezeten. Daar hebben ze nog in een duiker gehuisd als er granaatvuur kwam. Op een gegeven moment is de Duitse Feldgendarmerie (militaire politie) gekomen en toen moest men evacueren naar Pannerden. Dat hebben ze niet gedaan en probeerden terug te gaan naar de Hoeve want men dacht dat de bevrijding er spoedig zou zijn omdat de geallieerden al aan de zuidkant van de Linge zaten.

Op de grens Angeren Huissen werden ze weer tegengehouden door de Feldgendarmerie en werden toch naar het Pannerdense veer gestuurd. Toen men eenmaal overgezet was hebben ze nog een nacht geslapen in Pannerden bij de familie Hooijman. Ze sliepen op de deel in het stro waar ook de moffen lagen. Dora van ons, die toen 18 jaar was, kwam naast een mof te liggen en zij kreeg nog de velddeken van die betrekkelijke jonge Duitse soldaat over haar heen. Mijn vader en moeder hebben, zoals je zult begrijpen, die nacht geen oog dicht gedaan want mijn zuster was toen nog zo*n jong meisje. Die Duitse soldaten werden die nacht opgeroepen om naar het front in Ochten te gaan. Dat heeft mijn vader me later allemaal verteld.

Later zijn ze terecht gekomen bij de familie Gradus Witjes en moeder Janssen in Oud Zevenaar, daar woonde een broer van Toon Witjes uit de Hoeve. De oudste dochter van die Witjes kwam op een zaterdagmorgen naar Aaldering in Groessen om te vragen of Geert Janssen en Riet Janssen er waren. Dus die waren er. Zij vertelde ons dat vader en moeke Janssen waren aangekomen bij  de familie Witjes in de Ooy. Wij zijn toen met Gerrit en Marietje via de Leuvensestraat naar Ooy gegaan naar de familie Witjes en daar waren mijn ouders, behalve mijn broer Jan.

Jan Janssen.

Iedereen was er behalve mijn jongere broer Jan. We dachten dat hij verongelukt was. Maar nee, hij was er nog. Mijn vader vertelde dat hij iedere morgen vanaf Angeren naar zijn vriend Cor Schouten in de Hoeve ging om te kijken wat er aan de hand was. Ook gingen ze de varkens voeren die voor de slacht bestemd waren. Intussen waren mijn ouders vanaf Angeren naar Groessen vertrokken. Mijn broer Jan werd enkele weken later door René Vermaas van *t Binnenveld, die bij het rode kruis was, naar Groessen gebracht. Jan was helemaal overstuur wij zeiden dat hij de kolder in de kop had. Want hij had het bombardement van 5 oktober meegemaakt op de Droogstal. Hij zat in een schuilkelder die buiten gemaakt was en die uitkwam in een droge sloot. Boven op de schuilkelder lagen een paar balken met rietmatten en wat stro om de granaatscherven tegen te houden. Het was dus geen bomvrije kelder. Een zware bom is ongeveer 7 meter van hem vandaan gevallen op de kop van de druivenkas. Er werden 3 gebinten weggeslagen.         

De schuilkelder is dichtgeslagen en hij is via de droge sloot eruit gekropen. Ook is hij door een bomtrechter gekropen maar hij kon zich er niets meer van herinneren.

Familie Bolhoven uit Nijmegen.

Het is de familie Bolhoven uit Nijmegen geweest die bij ons in de buurt zijn omgekomen. Het waren ongeveer 10 personen. Het waren aardappelschippers.

Die hebben waarschijnlijk in de haven gelegen aan de Nijmeegse kant en die zijn de Betuwe ingetrokken omstreeks 17 september 1944. Die mensen hebben op de Droogstal gezeten en toen de bommen kwamen zijn ze het huis uitgevlucht en zijn her en der op het land gedood.

Bij de familie Aaldering.

We zijn toen nog zo ongeveer 4 weken bij de familie Aaldering in Groessen gebleven en bij granaatvuur gingen we in de kelder. De kelder was erg stevig gebouwd nadat het huis in 1933 was afgebrand. De matrassen werden op fruitkisten gelegd en de anderen sliepen op de vloer op het stro.

Evacuatie Groessen-Duiven 17-18 nov. 1944.

Op 17 november kregen we bericht dat Groessen Duiven Westervoort en alles wat aan de zuidkant van de spoorlijn Arnhem Zevenaar lag moest evacueren.

De platte wagen werd geladen met spullen en we hadden de kans om georganiseerd te gaan evacueren. We zijn lopend met o.a. een kinderwagen en met fietsen vertrokken. Kinderen en ouderen konden op de platte wagen en zo trokken we op de 18e november richting Doetinchem. Er werden witte lakens met een rood kruis erop geschilderd over de wagens heen gespannen zodat de vliegers konden zien dat wij burgers waren. In Doetinchem hebben we in een school overnacht. We hebben in het stro van de Duitsers geslapen en de volgende dag zaten de meisjes helemaal onder de luizen. ‘s Morgens hebben we nog koffie gedronken en daarna zijn we verder getrokken richting Varsseveld. Dus lopend naar Varsseveld en dit alles was georganiseerd door het Rode Kruis.

In Varsseveld kwamen we aan bij het tramstation. Daar werden we opgehaald door de boeren die waren aangewezen om evacués onder te brengen. De zoon, Johan, van onze boer Hofs waar de familie Janssen met 9 personen zou worden ondergebracht aan de Aaltenseweg in Varsseveld heeft ons opgehaald De boerderij heette Nieuw Heusinkveld. De familie Aaldering kwam met twaalf personen bij de familie Ormel. De boerderij heette Lodijk. Ik kan me nog wel herinneren dat mevr. Hofs zei in het Achterhoeks toen we daar aankwamen: met zo vulle, hoe mot dat! We zijn daar goed opgevangen het zijn pracht mensen geweest voor ons. Mijn vader en moeder sliepen daar tussen lakens. Boer Hofs had diverse kamers gemaakt voor de ontvangst van gasten in de zomerdag. Die daar op vakantie kwamen in de Achterhoek. Er was stromend water, en in het begin kregen we eten van de centrale keuken die was in de melkfabriek van Varsseveld. Mijn toenmalige vriendin Riet, wat nu mijn vrouw is, heeft daar ook nog in gewerkt. Ik zelf heb ook nog een tijdje met de bakfiets eten weggebracht naar de boeren die evacués hadden. Toen na een tijdje bleek wat voor vlees de familie Hofs in de kuip had werd afgesproken dat we alles het beste konden delen. De familie Hofs had drie kinderen, het oudste meisje was 18 en de tweede zoon was 16 of 17, dat was diegene die ons toen opgehaald had, en dan was er nog een van een paar jaar die zat nog op het pispotje en daarmee sjouwde hij de hele keuken door. Het was een esterikse vloer. Het werd zo afgesproken dat tweederde van de kosten voor de familie Janssen was en eenderde voor de familie Aaldering.

De boer had dubbele broodbonnen en wij kregen daar ook broodbonnen. Als we dan naar de bakker gingen om brood te halen dan waren twee broden voor rekening van de familie Janssen en een brood voor de familie Hofs. Aardappelen waren opgeslagen in een kuil, en om de zoveel tijd werden er aardappels gehaald en vorstvrij opgeslagen in de kelder. Het waren dan twee manden met aardappelen voor de familie Janssen en één mand voor de familie Hofs. Ook waren er nog drie onderduikers, jonge mannen nog. Een daarvan heette Johan Colenbrander die is ook het langste daar gebleven. De andere twee onderduikers kregen een andere plaats aangewezen omdat wij al met zo velen waren.

Varken geslacht.

Boer Hofs had nog 6 varkens maar die moesten geleverd worden. Boer Hofs was goed bevriend met de plaatselijke bureauhouder van de boerenbond mijnheer Hiddink, die woonde op de Keurhorst, zo heette die boerderij in Sinderen. Een varken en een vette os werden clandestien geslacht. Dus aan eten was geen gebrek.

Overval in februari 1945.

We hebben één keer een overval gehad van de ondergrondse. Er was een knokploeg uit Aalten die men de zwarte Jan noemde. Ik heb gehoord dat er een man of drie *s avonds binnen kwamen. Ik zelf was met een neef van mij weg om met een platte wagen evacués uit Siebengewald onder te brengen in Harreveld daar was een noodhospitaal. Ook waren er zieke mensen bij. Wij hadden echter wel een ausweis dat we *s avonds op de weg mochten komen. Toen we thuis kwamen *s avonds vertelde men dat er een overval was geweest. Die 3 of 4 personen hadden de luiken opengegooid ze kwamen binnen en één ervan ging naar het aanrecht en pakte een aantal slagersmessen. De ander ging naar het geweerrek en pakte daar de luchtbuks van de boer. Ook had de boer nog een flobert geweer om het schadelijk wild te verjagen. Ook het vlees wat in het zout stond in de kelder werd meegenomen en zelfs de gerookte hammen in de gang werden meegenomen. Ook de enige fiets die er nog was werd meegenomen. Zelfs het pak van mijn vader en van onze Jan en van mij en van de boer werd in beslag genomen. Later bleek dat het mannen van de ondergrondse waren die materiaal moesten hebben voor ondergedoken vliegers die op boerderij de Bark zaten. Via via heb ik mijn pak later nog terug gekregen echter het pak van mijn broer en van mijn vader, waar zelfs nog een goud horloge in zat, hebben we niet meer terug gezien.

Bevrijding Varsseveld 31 maart 1945.

Op zaterdag 31 maart 1945 is Varsseveld bevrijd door de Canadezen. Ondanks dat we bevrijd waren had ik de longen naar Huissen hangen. Ik had al een hele tijd niets meer van Huissen gehoord, alleen wat mijn ouders en familie vertelden over Huissen.

Naar Groessen.

De enige mogelijkheid om in Huissen te komen was om in Groessen proberen te komen. Dus Riet en ik gingen op de fiets met cushiebanden van Varsseveld naar Groessen naar het huis van Aaldering. Daar vandaan ben ik naar Ome Bart Derksen in Duiven gegaan. Die woonden aan het spoor en had ook een tuinderij. Ome Bart was ook al thuis en ik had daar al andijvie gezaaid en verspeent. Ook had ik in de kas al slaplantjes. Dus toen we later naar Huissen wilden gaan hadden we al meteen plantjes om te gebruiken in Huissen. Ik probeerde al gauw om van Groessen naar Huissen te komen maar dat lukte niet want het bleek dat de Duitsers nog in Huissen zaten. Ik kan me nog wel herinneren dat er in de dijk bij het Loo een gat zat waar een V1 in gestort was. Inmiddels was een neef van de familie Derksen, broer Hubers van San Hubers van de Pol teruggekeerd uit Duitsland die had daar gewerkt voor de arbeitseinsatz.

April 1945 naar Huissen.

Ik was bij ome Bart Derksen in Duiven en daar had broer Hubers, een zoon van San Hubers van de Pol, gehoord dat we clandestien overgezet konden worden. Bij Candia was een schipper waarvan de boot in de polder lag vanwege het hoge water. Hij had een roeibootje waarmee hij clandestien mensen over zette naar de Betuwe. We zijn er diverse keren naar toe gegaan want het was toen mooi weer. Hij wilde ons wel overzetten voor een bos tabak uit de Betuwe. Hij heeft ons overgezet naar de Angerense kant, we zijn door de polder heen gelopen maar het was wel griezelig. Overal lagen er kadavers in de polder en de ramen klepperden van de huizen en de gordijnen waaiden naar buiten. Ook heb ik nog een haan horen kraaien en er liep zelfs nog een hond verdwaald rond terwijl er niemand in Huissen aanwezig was. Het eerste kwamen we langs Hubers op de Pol, de zaak bekeken maar het was erg griezelig. Er lag veel munitie opgeslagen op het terrein waar nu Heijting staat. Dat was toen grond van Sander Hubers. Vandaar uit zijn we naar de Hoeve gegaan. Ik had van de Droogstal dus niets meer gezien alleen de verhalen gehoord en dat klopte allemaal precies. Mijn moeder had gezegd dat als we nog bruikbare kleding zouden vinden dat we dat maar mee moesten nemen. Ook heb ik het schilderij van ons huis, geschilderd door Karel Giesen, in de aardappelenkelder dat in het achterhuis zat teruggevonden. Het voorhuis was helemaal verdwenen want er was een bom precies ervoor terecht gekomen. Ik heb nog enkele bussen met spekvet meegenomen en er lagen ook nog peuken van Engelse sigaretten. Van de tabak heb ik nog een shagje gedraaid. Het schilderij heb ik vastgebonden met tomaten touw en op de rug gehangen de kleren in een zak gedaan en zo met de roeiboot bij Angeren weer richting Duiven.

Aangehouden door de Rijkspolitie.

We werden toen aangehouden door de Rijkspolitie in uniform en enkele mensen van de Binnenlandse strijdkrachten. Eén van die mensen heette Thijs Scheffer, die zat bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Zij vroegen wat wij in Huissen deden en wat we bij ons hadden, of we plunderaars waren. De politieman zei dat we naar Nijmegen gebracht zouden worden. Ik zei tegen hem dat kun je niet maken want mijn vader en moeder weten dat we naar Huissen zijn en die zullen denken dat we verongelukt zijn. De politieman vroeg wie mijn vader en moeder waren en ik zei dat mijn moeder Riek Derksen van de Droogstal is en mijn vader is een zoon van Gradus Janssen van het Vonder. Meier, de politieman, zei toen tegen de andere knapen breng die twee maar naar het Looveer dan kunnen ze daar over want de pont was er intussen ingekomen. Poltieman Meier, die uit Gendt kwam, kende mijn moeder goed omdat ze daar ook familie hadden wonen en dat was ons geluk. Enkele weken daarvoor hadden ze Wim Gerichhausen (van 't zoentje) en Hent Buurman wel opgepakt en naar Nijmegen overgebracht. Zij hadden alvast wat land omgespit en aardappels gepoot.

23 mei 1945, 3e Pinksterdag.

Op die dag zijn we vanuit Duiven naar Huissen vertrokken. We zijn door de zoon van die boer, Johan Hofs uit Varsseveld, naar Huissen gebracht. De zoon is die nacht bij ons gebleven. Het achterhuis van ons stond er nog maar het voorhuis stond helemaal op z*n kop. Ik schrok ervan wat er gebeurd was hoewel ik het al een keer gezien had met broer Hubers samen. Alles werd zo goed mogelijk opgeruimd en mijn vader en moeder sliepen in de paardenstal. De koestal werd met rietmatten in twee delen ingericht, een gedeelte voor de meisjes en het andere voor de jongens. We sliepen op strozakken. Wel hadden we nog dekens, ik weet niet meer of we die hadden meegenomen uit Duiven.

We hadden vanuit Duiven het e.e.a. meegenomen voor de eerste dagen. Van de voedselvoorziening kregen we bonnen en daarmee ben ik op de fiets naar Lent gereden want daar was een bakker die al weer brood bakte. We konden daar op de bonnen o.a. brood, suiker, koffie en boter krijgen.

Dat heb ik enkele weken zo*n 3 keer per week gedaan en daarna was de voedselvoorziening in Huissen weer wat op orde en konden we in Huissen terecht. Wat ik me nog wel goed kan herinneren dat we weer het echte wit brood kregen. Ook roomboter hadden we allang niet meer gehad.

24-25 mei 1945

Toen we eenmaal thuis waren we erg nieuwsgierig wat er zoal rondom ons huis gebeurd was. Dus wij het land op bij de buren. Het eerste wat ik vond was een schoen die met de zool naar boven lag. Dat zag er nog zo mooi uit dus ik wilde dat oprapen. Maar de schoen zat nog zo vast in de grond en het bleek dat er nog een stuk voet in vast zat. Ik zie het nog voor me, geiten wollen sokken een sokkenophouder een stuk van de onderbroek en een stuk van de manchesterbroek. Dat was het eerste wat ik vond. Later heeft Hent Dominicus die op het land van Eeuwes aan het ploegen was met twee paarden, de ploeg op de kop gezet De ploeg couter zat verstopt en Hent liep naast de ploeg om het onkruid e.d. eraf te halen met een stok. Dat ging toen niet, de ploeg was een kiepploeg van de familie Wienholts uit Bergerden. Het lukte Hent niet om alles te verwijderen maar wat bleek, er zat een mensenhoofd aan de ploeg te zitten. Later is de dienst uitvoering werken gekomen en heeft e.e.a. opgeruimd. Ook werd door die dienst de bom- en granaatgaten gedicht. Het glas werd uit de verwoeste kassen gehaald en alles werd naar de Diepe Bloem vervoerd en daar gestort.

Na enkele weken werd er een bomgat gedicht op het erf bij Eeuwes en op zo*n 30 meter afstand trof men nog een lichaam aan met portefeuille en alles nog in de zak maar zonder voet en zonder hoofd.

Ik kan me nog de lijklucht met een beetje fantasie herinneren want het lichaamheeft daar de gehele dag en nacht open en bloot gelegen en het was ook nog een hele zwoele nacht. Het lichaam werd nog wel geïdentificeerd en men heeft het de andere dag opgeruimd.

De schop.

Ook in die periode was ik zo naïef dat ik dacht dat de Duitsers een schop hadden laten liggen. Mijn vader had land gepacht van de familie Harrie Lensen van Kerkelande die in Bemmel woonde. Op het land was een schop blijven liggen en ik dacht die ga ik ophalen. Dus ik via de Hoeve, de Linge over en richting de Heuvel. Het eerste wat ik zag liggen was een Duitse soldaat die op de kant over de fiets tegen de helling van de Linge lag. Een eindje verder stond een kruis gemaakt van een paar latten van een groentekist en daar stond op: burgerman en burgervrouw. Het waren twee mensen die begraven waren in de berm van de weg.

Waarschijnlijk zijn dat mensen geweest die getracht hebben van de Betuwe naar de geallieerden te komen maar die getroffen zijn door granaatvuur of ze zijn doodgeschoten.

Toen kwam ik op de Heuvel en daar was de boerderij van de fam. Kroon en rechts waar nu het kapelletje staat woonde de familie Wigman en die was knecht bij boerderij Kroon. Wat ik daar zag was een grote chaos en ik zag 3 Duitse soldaten liggen zonder hoofd en lagen daar open en bloot. Dat is iets wat nooit van mijn netvlies afgaat.

Die schop ben ik nooit meer gaan zoeken die zullen de Duitsers wel gebruikt hebben.

Ook heb ik nog een damestas gevonden met inhoud daarin zaten papieren en oorlogsgeld en ook een portemonnee met zinken munten.

Ook zat er een klein doosje in met daarin een plukje haar en twee kindertandjes en een persoonsbewijs van Petronella Joosten. Ik heb alles toen afgegeven bij de politiepost welke in het Dominicanenklooster was gevestigd.

Noodkerk op *t Zand.

Vlak na de bevrijding is de noodkerk op 't Zand gebouwd op de plaats waar voorheen de oude kerk had gestaan. Het was een militaire barak van de Duitsers die op het vliegveld Deelen had gestaan. Pastoor A van Wijk en kapelaan de Vries waren er al toen de kerk gebouwd werd.

Ik ben blij dat ik op mijn leeftijd dit alles nog heb kunnen vertellen en ik hoop dat het nageslacht er nog wat aan heeft.

Opgemaakt te Huissen,

H. Hoen 08-12-2011

Naar het overzicht