•• OPDAT WIJ NIET VERGETEN. ••

contact

Het evacuatieverhaal van Louis Tonk

 

Het Evacuatie verhaal van Louis Tonk

Louis Tonk: geb. 31-10-1927 te Huissen.

woonachtig Heerstrasse 76, 53340 Meckenheim(Dld)

Evacueren

Enkele weken na die bombardementen, eind oktober, kwam de Grüne Polizei langs de deuren en we moesten evacueren. We kregen enkele dagen de tijd. Wij de wagen gepakt en we namen 2 paarden en enkele koeien mee. Toen we halfweg Huissen waren zei mijn vader: we draaien weer om misschien is het morgen wel weer afgelopen. Toen zijn we nog enkele dagen thuis geweest. Maar toen kwam men voor de tweede keer en hebben maar eieren voor ons geld gekozen en zijn vertrokken richting Elden en kwamen bij die grote boerderij van Bergen aan de linkerkant van de dijk. Daar zaten al enkele families die wij niet kenden en daar hebben we alles weer uitgeladen en zijn er nog een dag of tien gebleven. Toen we daar zaten kwamen er ook nog Duitse soldaten die bij Hoogerbrugge zaten naar ons toe om melk te halen. Toen zei mijn vader: we moeten hier weg want het wordt ons te heet onder de voeten. Ook zat er bij ons nog een deserteur die het trouwpak aan had van boer van Bergen. Hij vroeg aan ons of hij mee mocht. Hij schoot toen eerst nog enkele honden af want die waren ’s nachts altijd aan het blaffen. Hij is met ons via de steenfabriek de Rijn overgetrokken richting Elisabeth Gasthuis (ziekenhuis) en ineens was hij verdwenen. We hebben er nooit meer iets van vernomen. In het ziekenhuis was onze Riet operatiezuster bij dr. Stuit. We konden daar enkele dagen blijven en we hadden de tijd om ons te wassen en te verschonen

Riet Tonk. Archief: fam. Tonk

Ook kregen we daar te eten en daarna zijn we richting Lunteren getrokken naar een bekende van ons die had daar een grote boerderij, hij was een soort landheer. Er lag veel hooi in de boerderij en het voorhuis stond leeg maar hij woonde zelf wel in dat huis.

Jo van Bon en ook Thé Hubers van Jan Hubers en Jantje de Stomerd, bijnaam Jo Tuf, zijn met ons meegegaan. De jongens van Hubers waren teruggebleven maar de ouders waren al weg en wij zeiden tegen de jongens jullie kunnen hier niet blijven ga maar met ons mee, we waren zo’n beetje de laatsten die vertrokken.

Wij zijn de hele winter in Lunteren gebleven. Jo van Bon is na de bevrijding met kar en paard die hij bij een ome of zwager in Velp had opgehaald naar Huissen teruggekeerd. Met mijn zusters en Gerard ben ik nog een keer aardappels wezen rooien in Wolfheze. De velden waren niet gerooid vanwege de luchtlandingen. Voormiddag moesten we voor de organisatie Todt aardappels rooien en na de middag voor onszelf. Je weet wel hoe dat ging, er waren honderden mensen aan het werk en je probeerde eerst voor jezelf het e.e.a. mee te nemen en dan zo snel mogelijk weg zien te komen.

Dat lukte ook wel, maar toen we kort voor Ede kwamen met vier volgepakte fietsen stonden daar onze Hollandse collaborateurs, de landwacht, met nog een paar Duitsers erbij, we werden aangehouden en de jongens ouder dan 17-18 jaar werden gelijk vastgehouden. Die jongens zijn afgevoerd richting de Duitse fabrieken voor de arbeitseinsatz. De aardappels werden aan de ene kant van de weg gesmeten en de fietsen aan de andere kant. Er lag al een hele bult aan fietsen en aardappels. Onze Gerard en mijn zusters waren nog te jong en ikzelf had een ausweis die ik via de ondergrondse van Everardus Vliem had ontvangen.

                                                         

Archief: Karel Vliem

Op de ausweis stond dat ik voor de centrale gaarkeuken moest rijden in Lunteren. Dat heb ik ook enkele keren gedaan. Ik ging dan met paard en wagen naar Ede om daar bonen, erwten aardappels e.d. halen maar men kon het paard en de wagen niet in beslag nemen. Gelukkig hadden wij onze fietsen nog. Ik heb toen wel tegen mijn vader gezegd: ik ga daar niet meer naar toe want ik vond het te link. Alhoewel er gebrek was aan aardappelen zijn we de winter goed doorgekomen.

Ook hebben we nog een keer een rund laten slachten door Jan Jeurissen (de bok). Hij slachtte de koe voor een achterbout. Voor wat hoort wat want men had allemaal honger. Ook hadden we nog een koe die een tweeling kalf kreeg. Die kalfjes werden geslacht het vel werd verwijderd en ze werden aan een stang gehangen achter het huis. Normaal was het allemaal verboden. Op een gegeven moment kwam de postbode en die vroeg of hij ook een stuk vlees kon krijgen. Mijn vader sneed een stuk er vanaf en rolde dat in een zak, en de postbode was ook tevreden.

De bevrijding.

Zo langzaam maar zeker liep het tegen het einde van de oorlog. De Canadezen kwamen vanaf de Goudsberg zo de Veluwerand af naar beneden. Op enkele honderden meters van ons vandaan stonden een paar villa’s waarin de Gestapo zat. Ik had wel eens gezien dat ze daar gevangenen met een zak over het hoofd van het ene gebouw naar het andere gebouw brachten. Toen ik de bevrijders dat aangewezen had gingen ze erop af. Ik hoorde knallen en zag veel rook en later bleek, toen wij gingen kijken, dat de Canadezen de vluchtende Duitsers met vrachtwagens en al opgeruimd hadden. En we waren natuurlijk helemaal blij.

Naar Huissen.

Toen we eenmaal waren bevrijd zei mijn vader, ga eens in Huissen kijken hoe het eruit ziet. Ik op de fiets, ik was nog geen 17 jaar, moederziel alleen over Otterlo richting Arnhem. Ik kwam in Arnhem bij een Engelse instelling, ik dacht dat het Vredenburg heette, daar moest ik me melden. Ik was daar natuurlijk niet alleen en ik moest daar een pas halen dat je het gebied binnen mocht. Daar stonden zoveel fietsen, dat ik mijn fiets helemaal achterop heb gezet zodat ik tenminste mijn fiets de volgende nog kon pakken. Toen ik mijn pas had ben ik over de schipbrug gegaan. Links en rechts van de weg was alles afgezet want er lagen overal mijnen. Ook was er veel beschadigd. Toen ik eenmaal in Huissen aankwam zag ik het eerste Wim Derksen ( van Rein ) van de Gouden Engel. Hij zei, “ga maar naar Willem Tonk in de Struifstraat”.

Wim Derksen (van Rein). Archief: H. Hoen

Antoon Tonk is bij de hulppolitie en Willem Tonk is ook al thuis en daar meld je je eigen maar. Ik ben daar enkele weken gebleven totdat mijn ouders kwamen. Ik heb toen in Lent nog vier koeien gehaald op advies van het militair gezag. De koeien werden bij ons in de wei gezet met de bedoeling dat ze op de mijnen zouden trappen zodat die zouden ontploffen. Wij hebben toen ook wel geluk gehad want er was eigenlijk ook geen afrastering meer en je kon zo de wei inlopen. Samen met mijn broer Hendrik hebben we nog wat gaten van de omheining dichtgemaakt. Gelukkig is er geen koe omgekomen want er zullen dan wel geen mijnen gelegen hebben. Het achterhuis en de schuur van ons huis was kapot en we hebben e.e.a. zo goed mogelijk hersteld. Er kwamen mensen uit het Westland en die kwamen de grond enkele centimeters afscheppen omdat er veel glas van de kassen in zat. Ook de kassen werden opgeruimd en al het puin werd in de Diepe Bloem gegooid. De Diepe Bloem, die ook bij ons bedrijf hoorde, was 16 meter diep. Ook een vliegtuig werd erin gesmeten maar dat interesseerde ons toen niet al werd de Bloem wat ondieper. Later gingen we daar met handgranaten nog vissen. Het was na de oorlog eigenlijk een grote speelplaats alleen enkele mensen heeft dat toch nog het leven gekost omdat er veel geëxperimenteerd werd met buskruit en al die rommel van de oorlog.

Opgemaakt door: H. Hoen. 14 april 2011.

Naar het overzicht